
vrijdag, januari 18, 2008
Getty-fotograaf Robert Knoth: Gemakzuchtige Zilveren Camera-jury ontbeert ambitie en onderscheidend vermogen
Enkele zaken die in de discussie continu naar voren komen, lagen aan de grondslag van mijn beslissing om in januari 2007 niet door te reizen naar Uruzgan. Ik zat op dat moment in Afghanistan en Pakistan, en kon een paar dagen met Defensie mee naar Uruzgan. Mijn vrouw, die werkt voor radio en diverse andere media, is overigens wel die kant opgegaan.
De eerste reden om niet te gaan, was inhoudelijk. In 2003 had ik als onderdeel van een verhaal voor NRC M al volop foto’s gemaakt van de Nederlandse militairen rond Kabul, waarbij Defensie mij overigens geen strobreed in de weg heeft gelegd: alles wat ik vroeg werd gehonoreerd. De foto’s waren onderdeel van een achtergrondverhaal dat grote vraagtekens zette bij de haalbaarheid van de Nato-missie, in dat kader was het functioneel materiaal.
De paar dagen die ik in januari 2007 in Uruzgan van Defensie zou krijgen zouden zeer waarschijnlijk resulteren in een soortgelijke serie als die van Sjoerd Hilckmann: Nederlandse militairen die vooral rondjes rijden rond de moskee. Het materiaal zou erg weinig verschillen van mijn foto’s uit 2003. Ook toen vond ik dat het te weinig sterk materiaal opleverde om van een complete fotoserie te kunnen spreken.
En dat is nu net het probleem met de serie van Hilckmann. Zelfs als het niets meer wil zijn dan een serie over de Nederlandse militairen, zegt het weinig tot niets. Het is een verzameling losse plaatjes, en vooral plaatjes waarvan ik denk: een beetje fotograaf schiet dat al snel bij elkaar in Uruzgan. Het ontbreekt aan een eigen invulling, een verhaallijn, beelden die mij vertellen hoe het is om als militair daar te werken. Het zijn afstandelijke plaatjes, de fotograaf neemt geen enkel standpunt in over wat zich in Uruzgan afspeelt. Maar daar zijn de foto’s van Hilckmann dan ook niet voor bedoeld. Ze zijn bedoeld als illustraties en promotie van het werk van Defensie. Terecht dat Jan Banning stelt dat het niets met documentairefotografie te maken heeft.
De jury van de Zilveren Camera heeft gewoon haar werk niet goed gedaan. Dat heeft naar mijn idee eerder te maken met gebrek aan ambitie en gebrek aan inhoudelijke kwaliteitseisen. Een probleem dat over de hele linie van de media zichtbaar is.
Als Hilckmann er wel in geslaagd was een goede serie te maken over Nederlandse militaren in Urzugan, had hij van mij genomineerd mogen worden, of hij nou voor Defensie werkt of niet. Uiteindelijk gaat het om het eigen afgewogen oordeel van de fotograaf. De hele discussie over embedded -of niet embedded, afhankelijk -of onafhankelijk, is in feite een non discussie en wordt in grote mate gedomineerd door elkaar beconcurrerende journalisten die elkaars geslachtsdeel langs de meetlat te leggen om te bepalen wie het meeste durft. Ik heb daar niet zoveel mee.
Iedere, en ik benadruk iedere, journalist is afhankelijk van de mensen waarmee hij werkt. Met 100 of 200 zwaar bewapende miltieleden -die zich op een ‘gewone werkdag’ te buiten gaan aan moord, verkrachting en plundering- Uruzgan binnenrijden, is even beperkt als meeliften met Defensie. Dergelijke beperkingen zijn onderdeel van het vak. Goede journalisten/fotografen met kennis van zaken kunnen in de regel genoeg materiaal via andere bronnen verzamelen om toch tot een waarheidsgetrouw beeld te komen. Maar juist die behoefte tot waarheidsvinding, daar schort het nogal aan de laatste tijd in journalistiek Nederland.
En dat brengt mij op mijn tweede punt waarom ik besloot niet naar Uruzgan te gaan. Stel dat het me wel was gelukt om iets goeds te maken: er zit helemaal niemand op die foto’s te wachten. Er zijn immers gratis Defensie-plaatjes. Erger nog, er is nauwelijks interesse. Voor een goed fotoverhaal over dit onderwerp is bij de bladen/kranten die dat zouden kunnen betalen om inhoudelijke reden geen plaats. Het pas niet meer in het format. Geldgebrek bij media heeft er nauwelijks mee te maken. Voor sommigen geldt dat zeker, maar als ik denk aan de 139 miljoen die Apax cadeau heeft gekregen, lijkt het mij dat de ambities in de journalistieke uitgeverswereld niet meer liggen bij het maken van een zo goed mogelijk product.
Hoewel fotografie een steeds hogere status krijgt en een steeds grote publiek trekt, wordt in Nederland de fotojournalistiek vakkundig de nek omgedraaid. Het geld is er heus wel, men wil het er simpelweg niet meer aan uitgeven: geen interesse en –ik zeg dit voor een tweede keer- vooral een gebrek aan ambitie om met een eigen verhaal te komen over een onderwerp met zoveel maatschappelijk belang.
Waarom heeft geen enkel blad/krant de bereidheid gehad ervaren fotografen naar Uruzgan te sturen die hun sporen allang verdiend hebben in conflictgebieden? Dat was mijn eerste vraag naar aanleiding van deze hele discussie. Ik kan zo een paar namen noemen van collega’s die op grond van hun track record meer ruimte, zelfstandigheid en bewegingsvrijheid kunnen bepleiten bij Defensie. Met steun van hoofdredacties acht ik dit niet kansloos. Maar de hoofdredacties moeten dat wel willen en hogere eisen stellen aan Defensie. Er zit wel degelijk een verhaal in waar achtergronden, context en ook de minder rooskleurige kanten van de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Uruzgan aan bod komen. Meegaan met Defensie is een belangrijk deel van dat verhaal. Dat vergt alleen een hoop tijd, moeite en lastige gesprekken met Defensie.
Wat trouwens wel naar de achtergrond is verdwenen is dat Defensie sinds het schietincident met Vik Franken niet langer toestaat om langdurig op te trekken met de miltairen. Over professionaliteit gesproken… Erg jammer, want daar ligt nu net de mogelijkheid voor een goed afgewogen verhaal over de voor- en nadelen van Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan.
Ook de Zilveren Camera realiseert zich blijkbaar dat een belangrijk onderwerp als Afghanistan niet kan ontbreken in een overzicht van 2007 en neemt bij gebrek aan beter genoegen met de serie van Hilckmann. Het is een excuus-serie die naadloos aansluit bij de trend waarin het niets meer uitmaakt hoe oppervlakkig het is, als het maar lekker en makkelijk te consumeren is. En op deze manier hebben we toch onze journalistieke plicht gedaan.
Het had de Zilveren Camera gesierd als het publiekelijk een punt had gemaakt van het feit dat er dit jaar weer geen goede serie uit Afghanistan is gekomen, ondanks het feit dat hier verdomd goede fotojournalisten rondlopen, en ondanks het feit dat er al zoveel doden zijn gevallen aan beide zijden van het conflict.
Tot slot: niets ten nadele van Hilckmann. Hij heeft alles in zich om een hele goede fotograaf te worden. Maar deze serie had niet genomineerd moeten worden omdat het geen documentaire fotografie is. Men mag van de jury verwachten dat het dit onderscheid kan maken. Dat de jury daar niet toe in staat is, is symptomatisch voor de staat waarin de fotojournalistiek in Nederland verkeert.
Robert Knoth, fotojournalist aangesloten bij Getty Images
De eerste reden om niet te gaan, was inhoudelijk. In 2003 had ik als onderdeel van een verhaal voor NRC M al volop foto’s gemaakt van de Nederlandse militairen rond Kabul, waarbij Defensie mij overigens geen strobreed in de weg heeft gelegd: alles wat ik vroeg werd gehonoreerd. De foto’s waren onderdeel van een achtergrondverhaal dat grote vraagtekens zette bij de haalbaarheid van de Nato-missie, in dat kader was het functioneel materiaal.
De paar dagen die ik in januari 2007 in Uruzgan van Defensie zou krijgen zouden zeer waarschijnlijk resulteren in een soortgelijke serie als die van Sjoerd Hilckmann: Nederlandse militairen die vooral rondjes rijden rond de moskee. Het materiaal zou erg weinig verschillen van mijn foto’s uit 2003. Ook toen vond ik dat het te weinig sterk materiaal opleverde om van een complete fotoserie te kunnen spreken.
En dat is nu net het probleem met de serie van Hilckmann. Zelfs als het niets meer wil zijn dan een serie over de Nederlandse militairen, zegt het weinig tot niets. Het is een verzameling losse plaatjes, en vooral plaatjes waarvan ik denk: een beetje fotograaf schiet dat al snel bij elkaar in Uruzgan. Het ontbreekt aan een eigen invulling, een verhaallijn, beelden die mij vertellen hoe het is om als militair daar te werken. Het zijn afstandelijke plaatjes, de fotograaf neemt geen enkel standpunt in over wat zich in Uruzgan afspeelt. Maar daar zijn de foto’s van Hilckmann dan ook niet voor bedoeld. Ze zijn bedoeld als illustraties en promotie van het werk van Defensie. Terecht dat Jan Banning stelt dat het niets met documentairefotografie te maken heeft.
De jury van de Zilveren Camera heeft gewoon haar werk niet goed gedaan. Dat heeft naar mijn idee eerder te maken met gebrek aan ambitie en gebrek aan inhoudelijke kwaliteitseisen. Een probleem dat over de hele linie van de media zichtbaar is.
Als Hilckmann er wel in geslaagd was een goede serie te maken over Nederlandse militaren in Urzugan, had hij van mij genomineerd mogen worden, of hij nou voor Defensie werkt of niet. Uiteindelijk gaat het om het eigen afgewogen oordeel van de fotograaf. De hele discussie over embedded -of niet embedded, afhankelijk -of onafhankelijk, is in feite een non discussie en wordt in grote mate gedomineerd door elkaar beconcurrerende journalisten die elkaars geslachtsdeel langs de meetlat te leggen om te bepalen wie het meeste durft. Ik heb daar niet zoveel mee.
Iedere, en ik benadruk iedere, journalist is afhankelijk van de mensen waarmee hij werkt. Met 100 of 200 zwaar bewapende miltieleden -die zich op een ‘gewone werkdag’ te buiten gaan aan moord, verkrachting en plundering- Uruzgan binnenrijden, is even beperkt als meeliften met Defensie. Dergelijke beperkingen zijn onderdeel van het vak. Goede journalisten/fotografen met kennis van zaken kunnen in de regel genoeg materiaal via andere bronnen verzamelen om toch tot een waarheidsgetrouw beeld te komen. Maar juist die behoefte tot waarheidsvinding, daar schort het nogal aan de laatste tijd in journalistiek Nederland.
En dat brengt mij op mijn tweede punt waarom ik besloot niet naar Uruzgan te gaan. Stel dat het me wel was gelukt om iets goeds te maken: er zit helemaal niemand op die foto’s te wachten. Er zijn immers gratis Defensie-plaatjes. Erger nog, er is nauwelijks interesse. Voor een goed fotoverhaal over dit onderwerp is bij de bladen/kranten die dat zouden kunnen betalen om inhoudelijke reden geen plaats. Het pas niet meer in het format. Geldgebrek bij media heeft er nauwelijks mee te maken. Voor sommigen geldt dat zeker, maar als ik denk aan de 139 miljoen die Apax cadeau heeft gekregen, lijkt het mij dat de ambities in de journalistieke uitgeverswereld niet meer liggen bij het maken van een zo goed mogelijk product.
Hoewel fotografie een steeds hogere status krijgt en een steeds grote publiek trekt, wordt in Nederland de fotojournalistiek vakkundig de nek omgedraaid. Het geld is er heus wel, men wil het er simpelweg niet meer aan uitgeven: geen interesse en –ik zeg dit voor een tweede keer- vooral een gebrek aan ambitie om met een eigen verhaal te komen over een onderwerp met zoveel maatschappelijk belang.
Waarom heeft geen enkel blad/krant de bereidheid gehad ervaren fotografen naar Uruzgan te sturen die hun sporen allang verdiend hebben in conflictgebieden? Dat was mijn eerste vraag naar aanleiding van deze hele discussie. Ik kan zo een paar namen noemen van collega’s die op grond van hun track record meer ruimte, zelfstandigheid en bewegingsvrijheid kunnen bepleiten bij Defensie. Met steun van hoofdredacties acht ik dit niet kansloos. Maar de hoofdredacties moeten dat wel willen en hogere eisen stellen aan Defensie. Er zit wel degelijk een verhaal in waar achtergronden, context en ook de minder rooskleurige kanten van de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Uruzgan aan bod komen. Meegaan met Defensie is een belangrijk deel van dat verhaal. Dat vergt alleen een hoop tijd, moeite en lastige gesprekken met Defensie.
Wat trouwens wel naar de achtergrond is verdwenen is dat Defensie sinds het schietincident met Vik Franken niet langer toestaat om langdurig op te trekken met de miltairen. Over professionaliteit gesproken… Erg jammer, want daar ligt nu net de mogelijkheid voor een goed afgewogen verhaal over de voor- en nadelen van Nederlandse aanwezigheid in Uruzgan.
Ook de Zilveren Camera realiseert zich blijkbaar dat een belangrijk onderwerp als Afghanistan niet kan ontbreken in een overzicht van 2007 en neemt bij gebrek aan beter genoegen met de serie van Hilckmann. Het is een excuus-serie die naadloos aansluit bij de trend waarin het niets meer uitmaakt hoe oppervlakkig het is, als het maar lekker en makkelijk te consumeren is. En op deze manier hebben we toch onze journalistieke plicht gedaan.
Het had de Zilveren Camera gesierd als het publiekelijk een punt had gemaakt van het feit dat er dit jaar weer geen goede serie uit Afghanistan is gekomen, ondanks het feit dat hier verdomd goede fotojournalisten rondlopen, en ondanks het feit dat er al zoveel doden zijn gevallen aan beide zijden van het conflict.
Tot slot: niets ten nadele van Hilckmann. Hij heeft alles in zich om een hele goede fotograaf te worden. Maar deze serie had niet genomineerd moeten worden omdat het geen documentaire fotografie is. Men mag van de jury verwachten dat het dit onderscheid kan maken. Dat de jury daar niet toe in staat is, is symptomatisch voor de staat waarin de fotojournalistiek in Nederland verkeert.
Robert Knoth, fotojournalist aangesloten bij Getty Images